Af. Gevallen.

Er was een tijd dat ik mijzelf niet zag. Althans ik zag niet de persoon die anderen wel zagen. Stapje voor stapje was ik bezig mijzelf uit te gummen, letterlijk. Tot iemand mij erop wees dat mijn beeld niet klopte, of eigenlijk eerder mijzelf dwong om anders naar mijzelf te kijken. Uiteraard ging dat niet in één dag of in twee dagen of in drie weken, nee, dat kostte veel tijd.

Na een aantal jaar dacht ik mijzelf weer te kunnen zien. Maar de laatste paar weken dringt tot mij door dat ik die vervormde spiegel nooit ben kwijtgeraakt en dat ik de laatste tijd enkel nog die spiegel zie.

Onbewust ben ik daar naar gaan handelen, hoewel ik al langer niet een normaal ritme volgde, was het de afgelopen weken echt hels om met eten bezig te zijn. Ontbijten gaat lastig, lunchen gaat lastig, alleen avondeten gaat nog, maar niet in normale porties. En ik at enkel waar ik zin in had. Had ik nergens zin in? Dan at ik niets.

In mijn omgeving merk ik dat mensen jaloers zijn op mijn slanke lichaam, mijn ‘normale’ eetritme in vergelijking met hun vreetbuien. Geen mens weet wat daarachter schuilt, behalve drie lagen kleding. Geen mens weet wat ik werkelijk élke dag moet doorstaan om met dit lijf te kunnen leven. Geen mens weet dat ik de afgelopen weken wéér veel ben afgevallen en nu dus in het begin van de gevarenzone zit.

Geen mens. Totdat ik het afgelopen weekend vertelde aan hem. Hij weet al langer dat ik problemen heb met eten, maar wist ook niet beter dan dat dat een gevolg is van wat ooit een ernstige stoornis was.  Nu vertelde ik hem dat ik na ieder ding dat ik eet misselijk word, mijn lichaam accepteert bijna geen eten meer. Accepteert niet dat ik aan kom en denkt alleen maar aan nog meer afvallen.

En dus word ik nu in de gaten gehouden waar mogelijk. Maar ik hou ook mijzelf in de gaten. Want er is een deel dat vecht, iedere dag, tegen dat probleem. Er is een deel van mij dat dit niet wil. En dat is voorlopig genoeg om mij te redden van mijn eigen ondergang.