Hoe was jouw jeugd?

Afgelopen zondag keek ik voor het eerst het programma ‘Over de Streep‘, de eerste aflevering van 6 oktober 2010. Lange tijd hield ik het droog. Totdat de persoonlijke vragen kwamen. Vragen waarop ik bevestigend antwoord moest geven en mij opnieuw realiseerde wat ik allemaal heb meegemaakt.

Uiteraard kwamen er verhalen voorbij waarbij bleek dat mijn leven een makkie was. Verhalen waardoor ik besefte hoe goed ik het had. En toch voelt het niet zo.

Bijna aan het einde van de aflevering kwam nog een laatste stelling waarbij de leerlingen over de streep moesten stappen: ”Think about this one before you cross. Please cross the line if you have ever been a child.”

En ik besefte mij dat ik zou blijven staan. Mijn jeugd is geruisloos voorbij gegaan. Voordat ik het wist was ik officieel volwassen en waren alle goede redenen om ‘lekker kind’ te zijn verdwenen.

De schuld hiervoor zal nooit liggen bij mijn ouders. Zij hebben altijd hun nek uitgestoken voor mijn geluk. Maar doordat er vroeg mensen in mijn leven kwamen die een ander doel hadden dan mijn ouders ging het mis.

Die ervaringen zal ik nooit kwijtraken. Net zoals ik mijn jeugd nooit meer zal terugkrijgen.

Nobody is so strong enough and though that they don’t need support.

Vanuit het diepst van de ziel

Ik herken het direct. Het hoofd wat groter bij het lichaam, alsof het erop gephotoshopt is, maar terwijl ze ademt, beweegt, weet je dat dit geen kwestie van photoshoppen is. Was het maar een kwestie van photoshoppen. Het zou een hoop levens schelen als alle problemen met een computerprogramma weg geveegd konden worden. Zo gemakkelijk is de realiteit helaas niet. Problemen die vanuit het diepst van de ziel komen kunnen niet weg geveegd met een digitaal gummetje.

Blind. Blind voor alle hulp en liefde om je heen. Het enige wat jouw ogen laten zien is die spiegel. Die misvormde spiegel. Die duiveltjes in jouw hoofd die jou vertellen wat je ziet. Overduidelijk subjectief. Maar je ziet het niet, hoort het niet, want dat is niet hoe jij je voelt.

Rot als een appel. Gebroken als een porseleinen theekopje. Miezeriger dan een zandkorrel. Niets.

En op den duur wordt het normaal. Dan weet je niet meer beter. Ongemerkt verander je in een onhandelbaar monster dat zichzelf wil laten verdwijnen. Letterlijk.

Hoewel het hoofd het niet door heeft en op dezelfde grootte blijft als dat het altijd was. En hoewel een taille zo dun als een potlood zou moeten laten zien hoe ernstig de situatie is, valt het hoofd vaak het eerste op.

Dat is waar ik het aan herken. Confronterend. Omdat ik ooit ook zo was. En eigenlijk nog steeds ben. Elke ochtend sta ik op voor weer een gevecht tegen dat stukje ziel dat zich ooit lang geleden tegen mij keerde. Maar ik weet dat ik sterker ben. Dat het ooit goed komt. En terwijl ik oogcontact probeer te zoeken leg ik een boodschap in mijn ogen. In de hoop dat je ziet. Dat je weet dat het goed komt. Dat jij het ook kan.

De trein stopt. Je pakt je spullen bij elkaar en loopt naar de uitgang. Nooit zal ik weten of het je zal lukken. Of je de boodschap hebt begrepen. Totdat je vlak voor de deur van de coupe om kijkt. Jouw ogen zoeken de mijne en ik weet dat het goed komt. Jij redt het wel.