Vanuit het diepst van de ziel

Ik herken het direct. Het hoofd wat groter bij het lichaam, alsof het erop gephotoshopt is, maar terwijl ze ademt, beweegt, weet je dat dit geen kwestie van photoshoppen is. Was het maar een kwestie van photoshoppen. Het zou een hoop levens schelen als alle problemen met een computerprogramma weg geveegd konden worden. Zo gemakkelijk is de realiteit helaas niet. Problemen die vanuit het diepst van de ziel komen kunnen niet weg geveegd met een digitaal gummetje.

Blind. Blind voor alle hulp en liefde om je heen. Het enige wat jouw ogen laten zien is die spiegel. Die misvormde spiegel. Die duiveltjes in jouw hoofd die jou vertellen wat je ziet. Overduidelijk subjectief. Maar je ziet het niet, hoort het niet, want dat is niet hoe jij je voelt.

Rot als een appel. Gebroken als een porseleinen theekopje. Miezeriger dan een zandkorrel. Niets.

En op den duur wordt het normaal. Dan weet je niet meer beter. Ongemerkt verander je in een onhandelbaar monster dat zichzelf wil laten verdwijnen. Letterlijk.

Hoewel het hoofd het niet door heeft en op dezelfde grootte blijft als dat het altijd was. En hoewel een taille zo dun als een potlood zou moeten laten zien hoe ernstig de situatie is, valt het hoofd vaak het eerste op.

Dat is waar ik het aan herken. Confronterend. Omdat ik ooit ook zo was. En eigenlijk nog steeds ben. Elke ochtend sta ik op voor weer een gevecht tegen dat stukje ziel dat zich ooit lang geleden tegen mij keerde. Maar ik weet dat ik sterker ben. Dat het ooit goed komt. En terwijl ik oogcontact probeer te zoeken leg ik een boodschap in mijn ogen. In de hoop dat je ziet. Dat je weet dat het goed komt. Dat jij het ook kan.

De trein stopt. Je pakt je spullen bij elkaar en loopt naar de uitgang. Nooit zal ik weten of het je zal lukken. Of je de boodschap hebt begrepen. Totdat je vlak voor de deur van de coupe om kijkt. Jouw ogen zoeken de mijne en ik weet dat het goed komt. Jij redt het wel.